In het Nederlandstalig onderwijs in Brussel geldt er een voorrangsregeling voor kinderen van wie ten minste één ouder Nederlandstalig is. Ouders kunnen dat recht op voorrang voor hun kind bewijzen door een Nederlandstalig diploma secundair onderwijs voor te leggen of door te slagen voor een taaltest bij het Huis van het Nederlands. Het vereiste niveau bij die test is decretaal vastgelegd op niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen (ERK). “Dat niveau B2 van het ERK is zeer degelijk. Het maakt je een echt zelfstandige gebruiker van de taal. Wij vrezen echter dat de het niveau van de taaltest van het Huis van het Nederlands niet overeenstemt met het niveau B2, zoals dat door ERK omschreven wordt”, zo uit Tavernier haar bezorgdheid.

Enkel mondelinge proeven

Zo bestaat de taaltest enkel uit mondelinge proeven. Hij laat de schrijf- en leesvaardigheid compleet buiten beschouwing. Ook luisteren komt niet echt aan bod. “Nochtans kan je moeilijk een infoavond volgen op school wanneer je onvoldoende Nederlands kent. We stellen dus vast dat de taaltest zeer fragmentarisch is en slechts twee van de vijf vereiste ERK-vaardigheden test. Hoe kan men op basis van zo’n beperkte test beoordelen of iemand echt voldoende Nederlandstalig is”, vraagt Tavernier zich af.

Voorrangsregeling schiet doel voorbij

Het Nederlandstalig onderwijs is in Brussel een kwaliteitsmerk dat veel Frans- en anderstaligen aantrekt. De voorrangsregeling voor Nederlandstaligen is noodzakelijk om het Nederlandstalig karakter van het onderwijs te vrijwaren, zodat net die kwaliteit gegarandeerd blijft. “Maar het is ook de regel bij uitstek die er voor moet zorgen dat effectief Nederlandstalige ouders in Brussel, gelet op het capaciteitstekort, nog een plaats kunnen vinden voor hun kinderen in een Nederlandstalige school van hun keuze. Wanneer de voorrangsregeling laks wordt toegepast, schiet ze compleet haar doel voorbij,” legt Gilles Verstraeten uit.

Nederlandse taaltest in de lift

Bij de recentste aanmeldingsperiode in mei 2020 bleek dat de Nederlandse taaltest bij het Huis van het Nederlands in de lift zit. “Het is heel positief dat steeds meer Brusselaars overtuigd zijn van de rol van het Nederlands en het Nederlandstalig onderwijs, maar het is dan wel cruciaal dat die Nederlandse taaltest goed zit.”

Lat hoog genoeg leggen

Tavernier vroeg bijkomende informatie op bij Vlaams minister voor Onderwijs Weyts. Hij gaf aan dat er in 2010 in het kader van de haalbaarheid werd beslist om de taaltesten te beperken tot mondelinge proeven van een halfuur. “Voor minister Weyts moet de lat hoog genoeg blijven liggen, ook als je een groot publiek toegang wil geven tot de taaltesten. Als minister van Onderwijs zal Weyts dit dossier verder opnemen met minister van Inburgering Bart Somers, met de bedoeling om de taaltesten verder te analyseren. Dat vinden wij ook nodig”, zo sluiten Tavernier en Verstraeten zich bij de minister aan.

Taaltest grondig herbekijken

Zij nodigen de bevoegde ministers Somers en Dalle daarom uit om het format van de taaltest grondig te herbekijken: “De huidige beheersovereenkomst tussen de Vlaamse overheid, de VGC en het Huis van het Nederlands loopt eind dit jaar af en dient geactualiseerd te worden. In de komende weken zullen Vlaams ministers Somers en Dalle gesprekken voeren om tot een nieuwe beheersovereenkomst te komen voor de periode 2021-2025. Die gesprekken vormen een ideaal momentum om de Nederlandse taaltest onder de loep te nemen en bij te sturen waar nodig. Wij zullen dit verder opvolgen in het Vlaams Parlement en de VGC.”

“Laat het duidelijk wezen: iedereen is welkom in het Nederlandstalig onderwijs. Maar de voorrangsregeling is er gekomen om gegronde redenen. Ze mag nu niet uitgehold worden door een te lakse toepassing”, besluiten beide parlementsleden.